- handigheid
- {{handigheid}}{{/term}}1 [behendigheid] habileté 〈v.〉2 [foefje] ↓truc 〈m.〉3 [hanteerbaarheid] facilité 〈v.〉d'emploi♦voorbeelden:2 zich met een handigheidje weten te redden • savoir se débrouiller
Deens-Russisch woordenboek. 2015.